Ongeveer twee maanden geleden startte ik een onderzoeksdossier naar de subsidies richting de luchtvaartindustrie. ‘Leuk’, vond een aantal FTM-leden, ‘maar hoe verhoudt zich dit tot de subsidies richting treinen?’ Een goede vraag, hoewel hij niet heel eenvoudig te beantwoorden is. Ik weet al niet in hoeverre ik alle vliegsubsidies in kaart heb gebracht, laat staan dat ik alle subsidies en geldstromen richting railvervoer voor ogen heb.

Toen stuitte ik op een onderzoek van CE Delft, waarin uiteen wordt gezet in hoeverre gebruikers van wegen, spoorwegen en vliegtuigen een prijs betalen die overeenstemt met de werkelijke kosten van hun reis. Dit is dus geen onderzoek naar subsidies richting treinen, maar toch levert het een waardevol antwoord voor mensen die willen weten hoe de kosten van trein– en vliegverkeer zich tot elkaar verhouden.

Dus vatte ik het onderzoek in dit artikel voor je samen. Conclusie: trein– en vliegtuigpassagiers betalen allebei ongeveer hetzelfde percentage van de werkelijke kosten van hun reis, maar de opbouw van die kosten is totaal verschillend. Vanuit maatschappelijk perspectief lijkt het zinvol om vervoer per spoor te stimuleren ten kostte van vervoer per vliegtuig.