Ik heb een aantal aannames als ik over klimaatverandering schrijf. Het lijkt me goed die eens expliciet te maken.
Eén: klimaatverandering is maar één vraagstuk in het duurzaamheidsdebat. Andere duurzaamheidsvraagstukken zijn minder urgent en minder concreet, zo schreef ik al eerder. Klimaatverandering moet daarom, meer dan andere problemen, in economisch beleid en investeringsbeslissingen leidend zijn.
Twee: we zijn rijk genoeg om klimaatverandering het hoofd te bieden (zie: fruit). Dat er mensen in de wereld zijn die lijden aan (energie)armoede of die in Nederland moeite hebben met het betalen van de energierekening, is geen gevolg van een gebrek aan rijkdom. Het is een gevolg van een gebrekkige verdeling van rijkdom. Je kan prima ellenlange discussies voeren over de ideale verdeling van rijkdom en inkomens. Maar deze discussie zou klimaatbeleid niet hoeven raken. De energierekening of vliegtax is niet het geijkte instrument om inkomenspolitiek te voeren.
Drie: kosten zijn banen. Als we het in Nederland hebben over ‘de kosten van de energietransitie’, dan vliegen de getallen je om je hoofd. Het is echter goed om te beseffen, dat deze kosten voor een groot deel uit arbeidsuren bestaan. Het zijn windmolenbouwers en isolatiespecialisten die hierdoor aan het werk komen.
Vier: de techniek bestaat al. Ik word regelmatig gemaild door mensen die fan zijn van de één of andere innovatieve techniek. Van elektrisch vliegen, via huizen verwarmen op waterstof tot olivijn. Nu houd ik enorm van Willie Wortels die in zolderkamers, Plant Ones of Technische Universiteiten aan nieuwe klimaatneutrale oplossingen werken. Maar vrijwel altijd past de tijd die nodig is om hun innovaties op te schalen, niet bij de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs. Daaruit volgt immers dat we over tien jaar de CO2-uitstoot al met de helft moeten terugdringen. Die doelstelling zal gehaald moeten worden met de technieken die nu al (op schaal) beschikbaar zijn.
Let wel, dit is geen pleidooi tegen innovatie. Er is ook een wereld na 2030 en na 2050. Het is alleen een pleidooi voor realiteitszin. De aanleg van de Noord/Zuidlijn duurde tien jaar. We gaan dus niet over tien jaar 1,1 miljard Europese vliegtuigpassagiers (cijfers: 2018) met ondergrondse magneetbanen, waterstofvliegtuigen of eVTOL’s vervoeren.
Voor mij maakt dit heel helder hoe we de komende jaren de uitstoot van broeikasgassen zullen terugdringen: minder steenkool (en meer zon en wind), minder vliegen (en meer treinen en bussen), minder benzine-auto’s (en meer elektrische auto’s), in het algemeen minder energieverbruik (door isolatie en efficiency), en minder melk en rundvlees (en meer sperziebonen).
Na de coronacrisis zullen vanuit overheden wereldwijd enorme stimuleringsmaatregelen opgetuigd worden om de economie op gang te trekken. Vanzelfsprekend zal dat hand in hand moeten gaan met het klimaatneutraal maken van de economie. Volgens mij is het glashelder, dat bovenstaand lijstje daarbij als uitgangspunt moet dienen.