Vanmiddag sta ik in de studio om voice-overs in te spreken. Ik heb namelijk een groot verhaal geschreven over geldstromen op Schiphol, waarbij we een toffe video hebben gemaakt. IJs en weder dienende staat het komend weekend online.
Maar nu wil ik het over iets anders hebben. Sinds de boerenprotesten ontvlamden, ben ik bezig met een onderzoek naar de Nederlandse agrarische sector. Ik wil weten hoe belangrijk deze sector écht is voor de economie, wie er in deze sector geld verdient en wat de bijkomende schade is.
Daarom ben ik al wekenlang in talloze onderzoeksrapporten en studies aan het neuzen. Dat heeft soms iets abstracts en nerderigs, waardoor mijn hoofd vol komt te zitten met tabellen, grafieken, stroomdiagrammen en berekeningen. Het is, zeg maar, nogal veel ratio en weinig emotie.
En zo gebeurde het dat ik op een whiteboard en op papier de economische logica achter de Nederlandse kalfsvleessector had opgeschreven, zonder dat tot me doordrong wat dit in de praktijk eigenlijk betekent. Pas toen ik ’s avonds in bed lag daalde het besef in: tering, dit is eigenlijk best wel creepy.
Wandel even met me mee. Zoals je ongetwijfeld weet heeft Nederland een enorme melkveesector. Om melk te geven moet een koe bijna continu kinderen baren. Meisjes worden nieuwe melkkoeien, maar jongetjes; daar kan de sector daar niet veel mee. Daarom worden deze stiertjes in rap tempo vetgemest.
Het gevolg is dat er erg veel kalfsvlees op de markt wordt aangeboden, wat de prijs drukt.
Dit heeft in de eerste plaats consequenties voor de stiertjes zelf. Om de productiekosten te drukken, staat een vleeskalf zijn hele leven op stal. Daar wordt hij in 8 tot 12 maanden zo snel mogelijk vetgemest. Maar alleen wanneer het stiertje bij geboorte al dik genoeg is, want te kleine kalfjes worden direct geëuthanaseerd en verbrand. Een weiland zien de stiertjes nooit.
Daarnaast staat het inkomen van de kalverboer onder druk. Om dit te compenseren, is een enorme subsidiestroom opgetuigd. Hierdoor bestaat maar liefst 80 procent van het inkomen van de kalverboer uit subsidie. Gemiddeld! 80 procent! En zelfs met die subsidie zit een derde van deze boeren onder het Nederlandse modale inkomen van 33.000 euro per jaar.
Schiet mij maar lek. Een sinister leven voor die stiertjes, een gigantische subsidiestroom vanuit de belastingbetaler, en een mager inkomen voor de boer. En dan hebben we het nog niet eens over stikstof- en CO2-uitstoot gehad.
Toen het allemaal op mijn whiteboard stond, snapte ik het volkomen. Maar toen ik ’s avonds in mijn bed lag begreep ik er toch eigenlijk geen ene reet meer van.
Kortom, ik ben nog wel even bezig hier chocola van te maken.