Deze week wil ik graag terugkomen op de doorrekening van het Ontwerp Klimaatakkoord door de planbureaus CPB en PBL – en dan met name naar de kabinetsreactie daarop.
De planbureaus concludeerden min of meer dat de maatregelen van het Klimaatakkoord onvoldoende bijdragen aan de doelstelling van 49 procent CO2-uitstootreductie in 2030. Het kabinet reageerde direct. Op een persconferentie presenteerden Rutte en Wiebes vijf aanvullende maatregelen om het doel toch te kunnen halen:
1) Een CO2-belasting voor de industrie.
2) Van de landbouwsector zal een extra reductie worden gevraagd.
3) De energiebelasting voor gezinnen gaat minder omhoog.
4) Er gaat gesleuteld worden aan de subsidiëring voor elektrische auto’s.
5) De mogelijkheden voor het ondergronds opslaan van CO2 (Carbon Capture and Storage, CCS) worden beperkt.
Over die laatste maatregel wil ik het hebben. Ik heb namelijk wat rondgebeld, en niemand weet waarop die beperking is gebaseerd. Het PBL schrijft in zijn doorrekeningen juist: ‘Al met al lijkt de inzet van CCS (…) goed te passen bij een kosteneffectieve transitie.’ In een mail zegt het PBL bij navraag: ‘De kabinetsreactie ten aanzien van CCS lijkt ons los te staan van onze doorrekening.’ Het CPB: ‘Dit zit niet in onze doorrekening.’
Ik weet natuurlijk ook wel dat CCS bij de groene partijen en ngo’s geen populaire maatregel is. Het is een end-of-the-pipe-oplossing. De vrees bestaat dat ‘de’ industrie vol zal willen inzetten op CCS, terwijl het beter is om CO2-uitstoot zoveel mogelijk bij de bron aan te pakken. Wiebes zegt daarover: ‘Je moet voorkomen dat het een groene transitie hindert.’
Maar dat is puur framing. Geen expert of planbureau beweert dat de 7 megaton CO2 die de industriesector heeft voorgesteld jaarlijks onder de grond te stoppen, een groene transitie in de weg zal zitten. Sterker nog: die 7 megaton is al fors minder dan de 18 megaton die het kabinet eerder via CCS wilde wegwerken.
Ondertussen is de internationale klimaatwetenschap het erover eens dat CCS onontbeerlijk is om de opwarming van de aarde binnen de perken te houden. En niet te zuinig ook. Volgens de scenario’s van het IPCC (zeg maar: de beste klimaatrekenmodellen ter wereld) zal de wereld vanaf 2030 fors moeten inzetten op CCS. De schattingen lopen uiteen van 0,2 tot 6 gigaton CO2 in 2030, oplopend naar 10 tot 50 gigaton in 2100. Ter vergelijking: de totale wereldwijde CO2-uitstoot per jaar was in 2018 41,5 gigaton.
De simpele conclusie? De wereld kan niet zonder CCS als we een extreme opwarming van de aarde willen voorkomen. En zoals ik al eerder schreef: Nederland beschikt over een unieke set aan competitieve voordelen die ons land bij uitstek geschikt maakt om die handschoen op te pakken. Het zou van politiek leiderschap getuigen als dat verhaal verteld wordt, in plaats van ongefundeerd het broze draagvlak voor CCS verder uit te hollen omdat je mogelijk de meerderheid in de Eerste Kamer verliest.