Nu het begrip ‘wit privilege’ onderdeel is van een grote, sociale discussie vraagt Ties Joosten zich af hoe dat zich in zijn eigen leven manifesteert.
Ik neem regelmatig een stukje meer vrijheid dan mij volgens de wet of een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is toegestaan. ’s Zomers zit ik graag met een pils in het Museumpark, ik rook zo nu en dan met wat vrienden graag een jointje aan de Heemraadssingel en ik fiets vaak zonder licht. Toch heb ik mijn paspoort nooit bij me – ik word toch nooit aangehouden. En die hoogst enkele keer dat een agent of stadswacht me wel aanspreekt jok ik keurig ‘Sorry meneer/mevrouw, ik wist niet dat dat hier niet mocht’ en loop 30 meter verder om daar uit het zicht van de beambte verder te drinken, blowen of fietsen.
Mijn moraal loopt kortom niet volledig synchroon met de APV. Sommige regels negeer ik, bij andere kies ik ervoor ze strikter na te leven dan noodzakelijk. Voorbeeld: ik negeer het alcoholverbod in het park, maar ruim wel altijd mijn blikjes op (en neem ook het afval van de buren even mee, kleine moeite). Belangrijk detail in dit verhaal: ik ben een jonge, hoogopgeleide, blanke man.
Vrijheid naar inzicht
De vrijheid om in de publieke ruimte naar eigen moreel inzicht te shoppen tussen verschillende regeltjes geniet niet iedereen. Hoe vaak zie ik ze niet weggestuurd worden, de boys die op een bankje een joint laten rondgaan, onderwijl hardop elkaars laatste mislukte versierpoging of de nieuwste muziek besprekend. Over de smalle paadjes van het Museumpark komt er dan een motoragent aanrijden, waarbij die jongens direct beseffen: die komt voor ons. Nukkig staan ze op en lopen weg, zich vaak niet beseffend dat ik en mijn vrienden twee bankjes verderop precies hetzelfde zitten te doen.
Nu wil ik hier niet het Rotterdams politiecorps van bewuste discriminatie beschuldigen. Volgens mij hebben we hier namelijk te maken met een veel breder gedragen probleem: jonge, getinte mannen met eventueel petjes en/of bontkraagjes die gemiddeld genomen veel eerder als bedreigend worden ervaren dan hun blanke leeftijdgenoten. Of ze nu een joint roken of sigaretten, of ze nu bier drinken of Red Bull. Denk maar aan die “fietsendief-scene” in Sunny Bergmans documentaire Zo zwart als roet, waarbij een blanke, een licht getinte en een donkere jongen in een druk park een fietsenslot openzagen. Omstanders benaderden twee jongens vooral als dief, terwijl één jongen juist geholpen werd bij het openzagen van zijn slot: de blanke.
Rijk, blanke mensen-drankje
Binnen de Rotterdamse publieke opinie kennen we een voorbeeld dat hier naadloos op aansluit. Na de rellen bij Hoek van Holland bestond jarenlang het beeld (terecht of onterecht, dat maakt hier even niet uit) dat burgemeester Aboutaleb doorschoot in zijn veiligheidsbeleid. Onder meer het alcoholverbod in de parken werd hierbij gehekeld. Maar pas toen picknickende mensen in het Park bij de Euromast een boete kregen voor het drinken van een flesje wijn kreeg deze discussie zijn frame van het ‘roséverbod’. Politici van links tot rechts keerden zich hier tegen, initiatiefvoorstellen werden ingediend, een ‘roséparty’ werd georganiseerd.
Nu wil hier geenszins stellen dat ‘allochtonen’ (bij gebrek aan een beter woord) geen rosé zouden drinken, maar toch maak ik me sterk dat in de beeldvorming rosé het rijke, blanke mensen-drankje bij uitstek is. Verder geloof ik heus dat de tegenstanders van het ‘roséverbod’ óók vinden dat de boys een bankje verderop hun halve liter bier moeten kunnen drinken als ze dat lekkerder vinden. Maar feit blijft dat binnen de publieke opinie het sterkste formulering tegen het alcoholverbod werd gevonden in het frame van de beperking voor rijke, blanke mensen. Met andere woorden: pas als rijke, blanke mensen er last van hebben worden regeltjes betutteling.
Gediscrimineerd op voorhand
Ook op andere terreinen zie je dat regeltjes die in principe voor iedereen gelden, in de praktijk vooral mensen met een kleurtje tot last zijn. Neem het preventief fouilleren, sinds 2002 in delen in Rotterdam toegestaan. In welke delen? Precies: die buurten waar hoge concentraties niet-blanke en niet-rijke mensen wonen. Ik ben nog nooit preventief gefouilleerd, terwijl de politie de afgelopen jaren toch tienduizenden mensen heeft gecontroleerd. Wie, dat laat zich wel raden. Hetzelfde geldt voor wijken waar een ‘zero tolerance-beleid’ wordt gehanteerd. Ook dat gebeurt echt niet in Hillegersberg. Zo worden dus grote groepen Rotterdamse burgers op voorhand gecriminaliseerd, met alle boosheid en wantrouwen tegen de overheid van dien.
Het moge duidelijk zijn: voor blanken en ‘anderen’ gelden in de Rotterdamse publieke ruimte zowel impliciet als expliciet andere regels, waarbij de witte mensen telkens meer vrijheid genieten. Als jonge, blanke man sta ik aan de beneficiërende kant van deze maatschappelijke verdeling. Zonder dat ik daar in de praktijk heel veel aan kan doen – ik ga de politieagent in ieder geval echt niet vertellen dat ik eigenlijk ook een boete verdien als de boys twee bankjes verder worden weggestuurd. Maar ik ben me wel bewust van dit witte privilege. Dat lijkt me in ieder geval iets.