De afgelopen kwarteeuw trilde de Noord-Nederlandse bodem honderden keren. Pas sinds afgelopen week lijkt ons land echter wakker geschud. Minister Kamp (Economische Zaken) moet naar de Tweede Kamer komen, journalisten trokken al muurscheuren filmend door het rampgebied en Jan Mulder mocht bij De Wereld Draait Door zijn Verontruste Grunninger-pet opzetten.
Reden voor al deze onrust: een brief van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aan minister kamp met het advies de gasproductie “zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is, terug te brengen.” Groningen zou namelijk getroffen kunnen worden door zwaardere aardbevingen dan tot nu toe voor mogelijk werd gehouden. Dit advies roept een boel vraagtekens op: wat is immers het risico van een zwaardere aardbeving? Wat betekent “zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is”? En hoe zit het met Kamps verzoek om meer onderzoek, en dus meer tijd, om een besluit te nemen?
Allereerst het risico op een aardbeving zwaarder dan 3,9 op de schaal van Richter: het SodM geeft dit een kans van zeven procent in de komende twaalf maanden, als de productie ongewijzigd blijft. Als de gaskraan met 40 procent zal worden dichtgedraaid, zal ook de kans op een zware aardbeving met 40 procent dalen, denkt het SodM. Bij een dergelijke maatregel blijft er in Groningen echter langer gas voorradig. Hierdoor wordt de kans op een zware aardbeving per jaar verkleind, maar blijft het aardbevingsgevaar langer bestaan.
Daarnaast is nog onduidelijk hoeveel zwaarder dan 3,9 op de schaal van Richter een mogelijke aardbeving precies kan worden. Het SodM brandt zijn vingers niet aan een voorspelling en beroept zich op het KNMI, dat op basis van “aardbevingen bij gasvelden elders in de wereld verwacht (…) dat de maximum sterkte ergens tussen de 4 en 5 zal liggen.” Maar een sterkte tussen de 4 en 5, dat maakt nogal uit. Richter maakte namelijk een logaritmische schaal, waarbij iedere stapje omhoog grofweg een tienmaal krachtiger aardbeving betekent. Bij schaal 4 raken dakpannen los, bij schaal 5 storten gebouwen in. In 1983 maakte een aardbeving met een kracht van 5,0 in Luik twee dodelijke slachtoffers en raakten zesduizend mensen dakloos. Bij een aardbeving met een kracht van 5,6 kwamen in Oost-Turkije in 2011 tweehonderd mensen om.
Vooral deze onzekerheid maakt dat minister Kamp twijfelt over het terugdraaien van de gaskraan. Hij wil eerst de risico’s in kaart hebben. VVD’er René Leegtenoemt Kamp daarom “een politicus met moed” en “een staatsman”. Het SodM houdt er echter een iets andere mening op na. Ze onderkent dat het geheel stoppen van de gasproductie “vanuit een breder perspectief dan alleen veiligheid” lastig is. Vandaar het zinsdeel “zo veel als mogelijk en realistisch is.” Maar het SodM adviseert de minister ook expliciet om niet eerst alle onderzoeken af te wachten. Dit levert immers zoveel vertraging op dat de Groningers “pas op zijn vroegst na 36-40 maanden effect” zullen merken. Vandaar het zinsdeel “zo snel mogelijk”. Met andere woorden: eerst alle onderzoeken afwachten betekent een nog jarenlang vergrootte kans op een potentieel zware aardbeving.
Dit artikel verscheen eerder op het permablog van De Nieuwe Pers.