3456465258_740bc2c770_z“Nederland heeft meer vertrouwen in de monarchie dan in de politiek”, kopte Trouwafgelopen week. Slechts twaalf procent van de bevolking zou vertrouwen hebben in de politiek. Dit percentage staat volgens het dagblad in schril contrast met het vertrouwen dat Willem-Alexander (67 procent van de bevolking vertrouwt hem), Maxima (68 procent) en Beatrix (73 procent) genieten. Wil Nederland dan echt terug naar de absolute monarchie?

Uit het onderzoek van Motivaction onder 1254 respondenten blijkt dat de soep een stuk minder heet gegeten wordt dan die door Trouw wordt opgediend. Net als Willem-Alexander zelf telkens in interviews aangeeft ziet Nederland voor de koning vooral een samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol. Zo blijkt dat de meest populaire koninklijke taak het ‘uiting geven van betrokkenheid en medeleven bij nationale rampen’ is. 83 procent van de ondervraagden staat hier positief tegenover. Op nummer twee staat ‘kransen leggen op de Dam bij de Nationale Dodenherdenking’ ( 81 procent). Op drie staat: ‘het ontvangen van staatshoofden en regeringsleiders van andere landen’ (76 procent). De minst geliefde potentieel koninklijke taak is het ‘benoemen van ministers’ (42 procent). Alleen hieruit spreekt dus al een heel duidelijke voorkeur van de Nederlander voor een in ieder geval grotendeels ceremonieel koningschap.

Ook uit andere onderzoeken blijkt dat de parlementaire democratie in Nederland geenszins onder druk staat. Uit de European Values Study (2011)van de Tilburg University blijkt bijvoorbeeld dat een overgrote meerderheid van de Nederlanders (80 tot 90 procent) het redelijk tot zeer goed vindt dat ons land een democratisch systeem heeft. Ook blijkt telkens uit onderzoeken dat het vertrouwen van Nederlanders in democratische instituten als de onafhankelijke rechtspraak en de vakbonden redelijk hoog is.

Waarom ligt het vertrouwen in de politiek dan toch zo laag? Dit heeft te maken met het brede scala aan interpretaties dat men van ‘de politiek’ heeft. De Nijmeegse hoogleraar Politieke Geschiedenis Remieg Aerts gaf al eens aan welke associaties ‘de politiek’ zoal oproept: “‘de politiek’ [duidt] gewoonlijk het parlement en de regering aan, (…) maar ook wel de volksvertegenwoordigers, ministers en andere bestuurders als personen. Soms staat ‘de politiek’ voor het hele apparaat van ‘de overheid’, op andere momenten voor het politiek bestel, de parlementaire democratie. (…) En er is het politieke spel zelf, met zijn bühne en zijn achterkamertjes, zijn plechtige principes en tactische manoeuvres, zijn procedureel ritueel en zijn verschuivende panelen.”

‘De politiek’ is dus veel meer dan het democratische proces. En precies datgene waar dat ‘meer’ uit bestaat wordt als negatief ervaren. Mensen hebben het idee dat er zoiets bestaat als ‘de wil van het volk’ – en de politiek staat daar tegenover. Politicologen duiden dit aan met de term ‘false consensus’: het idee dat jouw normen, waarden en overtuigingen algemeen gedeeld worden. ‘We’ zijn het er wel over eens wat er moet gebeuren, maar ‘ze’ doen dat niet. Hierdoor bestaat het beeld van een politieke kaste die tussen de wil van het volk en het uitvoeren van de macht instaat. Precies: de Haagse kaasstolp.

De vergelijking die Trouw in het artikel tussen politiek en monarchie maakt is dus echt een appels-en-peren-vergelijking. De ondervraagden zijn zich immers zeer wel bewust van de verschillende taken die ‘de politiek’ en de monarchie hebben. Willem-Alexander wordt vertrouwd als toekomstig ceremonieel lintjesdoorknipper, meer niet.

Dit artikel verscheen eerder op het permablog van De Nieuwe Pers.