Alles wijst erop dat de kardinalen in het Vaticaan vorige week een revolutionaire keuze hebben gemaakt door Bergoglio tot paus Franciscus te kiezen. Niet alleen is hij de eerste niet-Europese paus in de geschiedenis, de eerste pauselijke jezuïet in de geschiedenis en de eerste paus die koos voor de zwaar beladen naam Franciscus in de geschiedenis, ook in theologisch opzicht lijkt hij de antithese van zijn voorgangers. Zelfs een terugkeer van de bevrijdingstheologie is niet ondenkbaar.
De bevrijdingstheologie is een katholieke stroming die vanaf de jaren ’70 in Zuid-Amerika opkwam. De theologie onderscheidt zich van het westerse katholicisme door de veel grotere nadruk op maatschappelijke zonden. De mens moet zich niet van individualistische zonden als moord, diefstal of overspel bevrijden, maar van maatschappelijke zonden als slavernij, onderdrukking en uitbuiting. Veel bevrijdingstheologen ontkennen zelfs het bestaan van individuele zonden.
De Zuid-Amerikaanse bevrijdingstheologie werd door de nadruk op de ‘bevrijding’ van de armen snel bijzonder populair. Eén van de grondleggers van de theologie, de El Salvadoraanse bisschop Óscar Romero, werd zelfs een ware volksheld. Al snel kwamen de aanhangers van de bevrijdingstheologie in conflict met de rechtse dictators die (met hulp van Amerika) in de jaren ’70 en ’80 op het Zuid-Amerikaanse continent aan de macht kwamen. Zij betaalden hiervoor een hoge prijs. Honderden priesters, nonnen en bisschoppen werden in die jaren opgepakt, gemarteld en vermoord. Ook Romero werd in 1980, terwijl hij een mis voordroeg, door de fascistische doodseskaders van El Salvador vermoord.
Vanuit Rome werd met bijzonder veel argwaan naar de populariteit van de bevrijdingstheologie gekeken. Sinds 1978 was paus Johannes Paulus II aan de macht, die als Pool niets moest hebben van alles wat naar communisme rook. De bevrijdingstheologen spanden in Zuid-Amerika vaak juist samen met socialistische en communistische oppositiegroeperingen. Toen Romero in 1979 dan ook naar Rome toog om de paus te wijzen op de mensenrechtenschendingen in zijn land, werd daar door het Vaticaan weinig mee gedaan.
Eén van de belangrijkste pionnen van de Roomse strijd tegen de bevrijdingstheologie was kardinaal Ratzinger. Hij was door de paus in 1979 tot prefect van de Congregatie van Geloofsleer benoemd, zeg maar de minister van Hoe Te Geloven. Hij moest niets hebben van de bevrijdingstheologische ontkenning van de individuele zonde en trok fel van leer tegen deze nieuwe geloofsleer. Hij verwierf er de bijnaam ‘de rottweiler van God’ mee. Zo werd naar Gustavo Gutierrez, een Peruaanse bevrijdingstheoloog, een diepgravend onderzoek ingesteld en verbood hij Leonardo Boff, één van de Braziliaanse grondleggers van de bevrijdingstheologie, tot tweemaal toe zijn ideeën te verdedigen. Toen Ratzinger eenmaal tot paus Benedictus XVI was gekozen zette hij zijn strijd onverdroten voort: in 2007 legde hij de populaire El Salvadoraanse jezuïet Jon Sobrino een doceer- en publicatieverbod op.
En toen kozen de kardinalen vorige week ineens kardinaal Bergoglio tot paus – een absolutie trendbreuk ten opzichte van zijn twee voorgangers. Zijn pleidooi voor steun aan de armen, zijn sobere levensstijl, zijn keuze voor de naam Franciscus: in alles lijkt de echo van de bevrijdingstheologie van weleer te weerklinken. Maakt het sociaal bewogen Zuid-Amerikaanse volksgeloof onder Franciscus’ leiding een revitalisatie door? Het zou niets minder dan een revolutie zijn.
Dit artikel verscheen eerder op het permablog van De Nieuwe Pers.