Onlangs vroeg ik in een nieuwsbrief om leestips, omdat ik zat na te denken over het krimpen van bedrijven, sectoren en de hele economie. Vervolgens stuurden jullie ruim honderd tips.
De afgelopen weken was ik met vaderschapsverlof, vanwege de geboorte van mijn zoontje Moos. Tussen de poepluiers door had ik tijd om een aantal boeken te lezen die jullie me tipten. Ik las: De donuteconomie, Prosperity without growth, Fantoomgroei en Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers.
In al deze boeken wordt de ‘uitvinding’ van het bbp als maatstaf voor economische vooruitgang beschreven. Heel in het kort: deze maatstaf werd in de jaren ’30 ontwikkeld door de Amerikaanse econoom Simon Kuznets. Een groeiend bbp werd als instrument gezien, als middel dus, om bepaalde doelen te behalen. Vooraleerst waren deze doelen gekoppeld aan de New Deal van president Roosevelt, in de jaren ’40 aan het winnen van de Tweede Wereldoorlog.
Maar in de tweede helft van de twintigste eeuw veranderde de status van het bbp. Het bbp werd het vlaggenschip van de economie. Als het bbp groeit zijn we blij, als het minder groeit dan vorig jaar zijn we een beetje verdrietig, en als het krimpt zijn we in paniek. Met andere woorden: het bbp is geen middel meer, maar doel geworden.
Kuznets was het hier helemaal niet mee eens. Hij waarschuwde juist dat bbp en welzijn twee verschillende dingen zijn. Inmiddels maken klimaatbranden, hittegolven, smeltende ijskappen, een ontdooiende permafrost, lege zeeën en oprukkende woestijnen duidelijk dat een groeiend bbp en een groeiend welzijn zelfs tegenovergestelde grootheden kunnen zijn.
Ik kan de kritiek die nu klinkt op het Wopke-Wiebes-fonds dan ook best goed plaatsen. In de Kamerbrief die de heren hierover schreven, staat dat er 20 miljard euro geïnvesteerd moet worden in projecten ‘die bijdragen aan het verdienvermogen’ van Nederland. Of een project in aanmerking komt voor een investering uit dit fonds is dus afhankelijk van de potentie om in de toekomst bij te dragen aan een (groeiend) bbp. Volgens mij is dit een typisch voorbeeld van het paard achter de wagen spannen. Hier wordt wéér het bbp leidend gemaakt, waarmee deze maatstaf veel te belangrijk wordt gemaakt.
Het bbp groeit namelijk al jaren; een probleem is juist dat die groei steeds minder terechtkomt bij de besteedbare inkomens van huishoudens. Bovendien blijkt dat voor zover de besteedbare inkomens van huishoudens groeien, dat steeds minder bijdraagt aan meer geluk, vreugde of welzijn. Meer inkomen levert voor grote groepen Nederlanders nauwelijks extra geluk op. Met andere woorden: voor veel Nederlanders is voldoende inkomen op zichzelf niet hun belangrijkste zorg. Kortom: een groeiend bbp komt dus niet bij de mensen terecht, en als het dat wel doet levert dat nauwelijks extra welzijn op.
Maar volgens het Wopke-Wiebes-fonds moeten we dus blijven streven naar meer bbp, zonder dat duidelijk gemaakt wordt waartoe dat groeiende bbp eigenlijk zou moeten dienen. Kuznets draait zich in zijn graf.