Aeneas Trojanus est. Met die woorden begon jaren geleden mijn klassieke vorming aan het Canisius College in Nijmegen. Woorden gebaseerd op het duizenden jaren oude heldendicht Aneis van de Romein Virgilius. Woorden die het begin vormden van een machtig heldenverhaal tegen een eeuwig decor. Woorden die ons leren dat er ooit helden bestonden, die goden versloegen. Woorden, kortom, die een beschaving beitelden in de canon der eeuwigheid.
Wie op Google de zoekopdracht ‘Messi, Maradona, mejor’ (‘Messi, Maradona, beste’ in het Spaans) invoert krijgt 15,3 miljoen resultaten. Werkelijk alles tussen deze twee Argentijnen wordt vergeleken: het aantal prijzen op welke leeftijd, de veronderstelde klasse van de medespelers, het aantal doelpunten met het hoofd, van buiten de zestien, via de keeper.
Allemaal interessant natuurlijk, maar de vraag die eigenlijk gesteld zou moeten worden is deze: wie beitelt onze beschaving in de eeuwigheid? Want u dacht toch zeker niet een ander dan een voetballer onze Aeneas, Odysseus of Achilles zou zijn? Dat we elkaar over tweeduizend jaar nog vertellen over Steve Jobs’ uitvinding van de iPhone of dat we, God verhoede, de prestaties van onze po-li-ti-ci bezingen? Welnee! Kijkt u eens naar een beetje Champions League-wedstrijd en weet: ons Olympus is het voetbalstadion; onze godenzonen toveren met een bal.
Wie past er nu het best in een heldendicht? We schrijven 22 juni 1986, de zon is net over zijn hoogste punt heen. In het Stadion van de Azteken kijken 114.580 mensen toe hoe een klein mannetje in een blauw shirt aan de linkerkant van het veld de bal aanneemt. Exact vier jaar gaat zijn volk nu al gebukt onder de vernedering van de verloren oorlog tegen de Engelsen als het mannetje het op een lopen zet. Hij glipt langs twee, drie man als hij de bal verspeelt. Dan daalt God uit de hemel en zegt: “de hand van God zei met je.” Het volgende moment ligt de bal in het doel, heel de wereld lijkt te juichen.
Maar het is niet genoeg: de Engelsen moeten vernederd, Rome moet in brand. Weer krijgt het kleine mannetje op het middenveld de bal. Ditmaal is het Apollo die neerdaalt – hij schenkt hem zijn vleugels. Alle aanwezigen zien hoe de kleine Argentijn begint te vliegen, slechts zijn linkervoet raakt nog twaalfmaal de bal. Iedere tegenstander in zijn buurt valt om, ook de Engelse keeper. Tien seconden nadat Maradona de bal voor het eerst aanraakte ligt de bal in het doel, en heeft het Argentijnse volk zijn zelfvertrouwen terug.
Na zijn heldendaad neemt hoogmoed bezit van Maradona. Als Odysseus en Aeneas verzoekt hij de goden door in cocaïne een veel te sterke tegenstander te zoeken. Pas na een lang persoonlijk gevecht wordt hij verlost van de verslavingsdemon. Messi maakt onmogelijke doelpunten, breekt onwaarschijnlijke records, lijkt soms buitenaards. Maar op de vraag welke naam in de eeuwigheid gebeiteld zal worden is slechts één antwoord mogelijk: Maradona Trojanus est.
Dit artikel verscheen eerder op het permablog van De Nieuwe Pers.