‘Iedere arts heeft zijn eigen kerkhof’ is binnen de medische wereld een gevleugelde uitspraak. Ieder jaar overlijden namelijk ongeveer tweeduizend mensen door vermijdbare medische missers. Afgezet tegen de om en nabij zestigduizend artsen die Nederland geregistreerd zijn is dat één dodelijk slachtoffer per arts in de dertig jaar. Grofweg eenmaal per medische carrière dus. Maar artsen praten hier liever niet over. Uit onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat ruim tachtig procent van de hulpverleners niets van zich laat horen als er een fout is gemaakt. Hierdoor blijven fouten onbesproken en kan er niet van worden geleerd. Er worden daarom diverse pogingen gedaan om deze zwijgcultuur de doorbreken.
In de eerste plaats heef de zwijgcultuur een juridische oorzaak. Een klacht over de fout van een arts wordt beoordeeld door een medisch tuchtcollege, dat in het uiterste geval een arts uit het BIG-register kan schrappen. Een arts mag zijn beroep dan niet meer uitoefenen. Toch loopt een arts niet een erg groot risico op een dergelijke veroordeling. “Een medische fout moet nog altijd door de patiënt bewezen worden”, zegt een woordvoerster van patiëntenfederatie NPCF. “Maar die heeft natuurlijk een grote medische kennisachterstand op het ziekenhuis. Daarnaast kunnen ziekenhuizen veel meer en duurdere advocaten inschakelen. Er is sprake van een grote machtsongelijkheid tussen patiënt en arts.”
Cijfers bevestigen dit beeld: van alle zaken die voor een tuchtcollege komen wordt slechts in zeventien procent een veroordeling uitgesproken. Een (tijdelijke) schrapping uit het BIG-register komt vrijwel nooit voor. Zelfs de omstreden neuroloog Jansen Steur werd door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gevraagd zichzelf uit het BIG-register uit te schrijven. Veroordeeld werd hij niet. Volgens het NPCF moet de bewijslast voor het tuchtcollege daarom omgedraaid worden. “Met al hun medische kennis moeten artsen en ziekenhuizen maar aantonen dat ze de juiste afweging hebben gemaakt”
Een andere oorzaak is de hiërarchische structuur van de medische wereld. Columniste en voormalig coassistente Mara Simons (een pseudoniem) schetst in een opiniestuk in de NRC.next een typische artsenkamer in een ziekenhuis: “Tien witte jassen zitten in leren fauteuils aan tafel, daarachter op klapstoeltjes nog zo’n vijftien jassen die geacht worden vooral hun mond te houden. Helemaal in de hoek het allerlaagste volk, de studenten.” Deze arrogantie wordt binnen de medische wereld overigens onderkend, maar als functioneel en noodzakelijk gezien. In de operatiekamer zou het duidelijkheid bewerkstelligen en in het contact met de patiënt zou het “autoriteit op basis van deskundigheid” afdwingen. Status en arrogantie zouden dus onlosmakelijk met het medische beroep verbonden zijn.
Door deze cultuur worden medische fouten echter te weinig gemeld. Artsen willen aan een bepaalde status voldoen, en het maken en toegeven van fouten doet hier afbreuk aan. Zo vertelde ouderenarts en filosoof Bert Keizer dat toen hij een medische fout maakte zijn eerste reactie er één van schaamte was en dat hij hoopte dat niemand er achter zou komen. Ook andere zorgverleners die in de fout gingen vertellen dat ze zich als professional ongeschikt voelden. Artsen maken immers geen fouten.
Het boekje ‘Dit nooit meer: artsen vertellen over hun incident’ van het Centraal Begeleidings Orgaan voor de intercollegiale toetsing (CBO), een artsenorganisatie die kwaliteitsverbetering in de zorg nastreeft, probeert precies tegen deze gedachte in te gaan. Twaalf artsen vertellen hierin hun persoonlijke verhaal bij een medische misser. Zoals de dokter die over een röntgenfoto met een longtumor heenkeek omdat hij was afgeleid door een vervelende thuissituatie. Pas twintig weken later werd de fout opgemerkt en werd met de chemotherapie begonnen. Te laat, de patiënt overleed. Of de arts die een spuit met een medicijn met zeer heftige bijwerkingen in de arm van een verkeerde patiënt zette, omdat het lijstje van de dokter niet overeen kwam met de volgorde waarin de patiënten zijn kamer binnenkwamen. Met hun verhaal hopen de artsen “bij te dragen aan een cultuur waarin het normaal is om open en opbouwend met elkaar te praten over de kwetsbaarheid en feilbaarheid van zorgverleners.” Volgens het CBO vormen medische fouten nu eenmaal “een inherent deel van professionaliteit”. Met andere woorden: fouten maken is menselijk en niets menselijks is de dokter vreemd.
Ook verschillende inspectiediensten gaan beter kijken naar medische missers. “Nog altijd worden fouten niet per definitie gemeld”, zei Tjibbe Joustra van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid onlangs. “Het aantal onnodige sterfgevallen moet echt drastisch omlaag.” Zijn dienst gaat medische incidenten daarom aandachtiger onderzoeken. Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) moet van minister Schippers van Volksgezondheid ‘fors meer inspecties’ gaan uitvoeren. De IGZ is nu nog te veel tijd kwijt met overleggen en administratie, zo blijkt uit deze rapporten. Ook moet de IGZ volgens de minister de mogelijkheid krijgen om blunderende zorgverleners te schorsen nog voordat een tuchtcollege zich over een zaak heeft gebogen.
Inspectiediensten en politici willen dus meer en strengere controles en patiëntenorganisaties willen dat voor tuchtcolleges een omgekeerde bewijslast gaat gelden. En dan zijn er ook nog individuele patiënten, die in extreme gevallen een persoonlijke heksenjacht beginnen op een in hun ogen falende arts. Dat terwijl iedereen, artsenorganisaties voorop, het er over eens is dat de enige manier om het aantal fatale medische missers terug te brengen het creëren van een cultuur is waarin fouten eerder en openhartiger worden besproken. De vraag is of de maatregelen die politici, inspectiediensten en patiëntenorganisaties nu voorstellen die open cultuur dichterbij brengen.
Dit artikel verscheen eerder op het permablog van De Nieuwe Pers.