Het Nederlandse zorgstelsel met zijn ‘gereguleerde marktwerking’ werkt niet. Sinds de invoering ervan in 2006 stegen de zorgkosten jaarlijkse met gemiddeld bijna vijf procent. Momenteel worden er daarom allerlei voorstellen gedaan om het systeem beter te laten werken. Daarbij worden fundamentele vragen gesteld over bijvoorbeeld de betekenis van ‘vrije artsenkeuze’ of de machtsverhouding tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen. Tegen deze achtergrond is het conflict dat Nederlands grootste zorgverzekeraar Achmea met het Amsterdamse Slotervaart-ziekenhuis heeft – zij kwamen niet tot een contract waardoor Achmea-klanten een behandeling in het Slotervaart niet meer (helemaal) vergoed krijgen – bijzonder interessant.
De basis voor het conflict tussen Achmea en het Slotervaart is gelegd in juli 2011, toen op initiatief van het ministerie van Volksgezondheid een akkoord werd gesloten tussen overheid, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN): de uitgaven in de zorg zouden tussen 2012 en 2015 jaarlijks met niet meer dan 2,5 procent plus de inflatie mogen stijgen. Het Slotervaart heeft zich echter als enige ziekenhuis van Nederland niet aangesloten bij de NVZ en voelt zich daarom niet gebonden aan deze maximale kostenstijging. Achmea voelt er echter niets voor om voor het Slotervaart, dat volgens een woordvoerster “miljoenen teveel vroeg”, een uitzondering te maken. De vraagprijs van het Slotervaart stond volgens Achmea “in geen verhouding tot wat wij nodig vonden voor de ambitie voor het ziekenhuis.” En dus zei Achmea ‘nee’ – een unicum voor het Nederlandse zorgstelsel: voor het eerst sloot een verzekeraar met een geheel ziekenhuis geen contract. (Vrijdagmiddag werd overigens bekend dat bestuursvoorzitster Erbudak door het Slotervaart op non-actief is gesteld, omdat ze zonder overleg met het zieknhuis de onderhandelingen voerde.)
Het tekent de verschuivende machtsverhouding in de zorgsector. Sinds een aantal jaar zoekt de politiek namelijk naar mogelijkheden om de macht van zorgverleners in te dammen omdat zij een groot deel van de almaar oplopende kosten zouden veroorzaken. Dat zit zo: toen het systeem van ‘gereguleerde marktwerking’ in 2006 werd ingevoerd kregen ziekenhuizen een financiële prikkel om zoveel mogelijk mensen te helpen. Hierdoor explodeerde het aantal behandelingen: in 2010 werden tweemaal zoveel mensen behandeld dan in 2001. Jaarlijks worden nu bij tienduizenden kinderen de neusamandelen geknipt, zonder dat daar enige bewezen medische noodzaak voor bestaat. Gevolg: oplopende kosten en een grotere kans op complicaties en medische missers. Dit artikel in Vrij Nederland gaat uitgebreid op deze ‘perverse financiële prikkel’ in.
Daarnaast zou een bepaling in de wet ervoor zorgen dat het systeem van ‘gereguleerde marktwerking’ niet goed werkt. Deze bepaling zegt namelijk dat verzekeraars aan hun klanten ook een ‘redelijke vergoeding’ moeten betalen als zij naar een ziekenhuis gaan waar de verzekeraar geen contract mee heeft. Deze bepaling is ooit verzonnen om de vrije artsenkeuze voor patiënten te waarborgen, maar het gevolg is dat het voor verzekeraars minder uit maakt of ze nu goed of slecht met de ziekenhuizen onderhandelen: betalen moeten ze toch. PvdA en VVD willen deze bepaling daarom nu schrappen.
De spierballentaal van Achmea maakt nu dat klanten van de verzekeraar hun behandeling in het Slotervaart-ziekenhuis niet meer (helemaal) vergoed kunnen krijgen. Het ziekenhuis, waar zestig procent van de patiënten klant is van Achmea, reageert daarom woedend: “Vrije artsenkeuze is een verworven recht van patiënten” staat er dik gedrukt op de website, waar je ook een petitie kan ondertekenen. Achmea zegt zich echter niet in de kritiek te herkennen. Omdat het Slotervaart middenin Amsterdam staat zouden patiënten “met zes minuutjes rijden” naar een aantal andere ziekenhuizen kunnen waar wel een contract mee is afgesloten. De vrije artsenkeuze zou dus niet in het geding zijn.
De vraag is nu natuurlijk wat ‘vrije artsenkeuze’ precies inhoudt. Moet de patiënt naar iedere arts kunnen gaan die hij of zij wil? Of moet de patiënt voldoende keus hebben? Maar wat is dan ‘voldoende keus’? Daarnaast roept het conflict de vraag op wie er eigenlijk op de behandelstoel moet zitten. De dokter – zelfs als die veel te veel onnodige behandelingen uitvoert? Of de verzekeraar – die wellicht eerder uit kostenbesparend dan uit zorgverlenend oogpunt denkt? Het zijn de antwoorden op deze fundamentele vragen die de toekomst van het Nederlandse zorgstelsel vorm zullen geven.
Dit artikel verscheen eerder op het permablog van De Nieuwe Pers.