De manier waarop Joden, zoals de moeder van Job Cohen, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog buiten de maatschappij kwamen te staan is vergelijkbaar met de situatie van moslims nu. Vanzelfsprekend wijst de PvdA-leider als hoofdschuldige hiervoor de PVV aan. Cohen is niet de eerste die een link legt tussen de partij van Geert Wilders en een aspect van de Tweede Wereldoorlog. Ondermeer Herman van Veen en Ella Vogelaar vergeleken de PVV met de NSB, politiechef Gerda Dijksman noemde de partij fascistisch en Amsterdams gemeenteraadslid Geke van Velzen betitelde het huidige kabinet als Bruin 1.
Al sinds de jaren zestig is het idioom van links Nederland doorspekt met vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog. Lyndon B. Johnson, de neutronenbom, de Telegraaf, het ontruimen van gekraakte woningen: allemaal waren ze ooit fascistisch. Rita Verdonk wees geen asielaanvragen af, maar deporteerde mensen. Pim Fortuyn werd door Marcel van Dam vergeleken met Adolf Eichmann en een “bijzonder minderwaardig mens” genoemd.
Yo ties. Alles goed? Mijn reactie =)
We moeten een onderscheid maken tussen zeggen wat fascistisch is en wat faschistische trekken zijn. Of misschien, overeenkomsten tussen NSDP en rechtspopulistische partijen. Allereerst ligt en sterke correlatie tussen de twee phenomonen in het feit dat een charismatisch leiderfiguur centraal staat voor de beweging. Verder is het typisch voor rechts-populistische bewegingen dat intra-partijdelijke democratie afwezig is. Dit werd bijvoorbeeld ook gekenmerkt door de LPF, die ook na de dood van Fortuyn uiteenviel. Wilders heeft eveneens geen aspiraties om de PVV een democratische structuur ‘van beneden’ te geven. Hierin ligt juist ook een belangrijke contradictie zowel in het nationaal-socialistische fascisme als in de huidige populistische partijen. Hoewel ze beweren voor het ‘gewone volk’ te zijn (Henk & Ingrid) en ook met de vinger wijzen naar het ‘Establishment’ (voor Fortuyn was dit Paars, voor de PVV voornamelijk ‘de socialisten’ en technocratisch Europa en voor het Hitler regime de verraders van Versaille en de mislukte partij democratie van Weimar) zijn in feite niet gediend van de mening van het volk.
Cohen’s vergelijkingen zijn extreem en wellicht incorrect, maar niet onbegrijpelijk. Ook Wilders polariseert. Het doel van zijn politiek is om tegenstellingen te versterken ipv tot een oplossing te komen. Vereenvoudigingen ten opzichte van de ‘Ander’ of de out-groep (de islamitische gemeenschap) dienen enkel om de verschillen te benadrukken. Dit was ook inherent aan de NSDP ideologie. Daarbij komt het zoeken naar een gezamelijk zondebok als verenigende factor als overeenkomstig element.
En natuurlijk is dit van Cohen retoriek, maar ze berust wel op elementaire waarheden