Afgelopen week kreeg ik een kadootje van het Centre for Sustainability Challenges van de Radboud Universiteit. Daar hadden ze namelijk mijn verhaal over biomassa gelezen, en organiseerden naar aanleiding daarvan een rondetafelgesprek waarbij 8 wetenschappers met elkaar in gesprek gingen over dit complexe thema. En ik mocht als vlieg aan de muur aanwezig zijn!
De opzet was om een veilige omgeving te creëren, waarin de wetenschappers hun inzichten rondom biomassa konden delen. Dit is nodig: het biomassadebat is nogal gepolariseerd geraakt. Niet alleen politici, ngo’s en bedrijven vallen over elkaar heen; ook sommige wetenschappers maken elkaar voor rotte vis uit. ‘Dat maakt me verdrietig,’ zegt klimaatwetenschapper Heleen de Coninck, die het gesprek leidde. ‘Zo ken ik de wetenschap helemaal niet.’
Om die veilige uitwisseling van gedachten zoveel mogelijk te garanderen, beloofde ik de zogeheten Chatham House Rule te eerbiedigen: de uitspraken van de wetenschappers mogen niet herleidbaar zijn tot een persoon (op bovenstaand citaat na dan).
Aan het gesprek deden naast De Coninck mee: een expert op het gebied van luchtkwaliteit, een theoretisch econoom, een jurist met verstand van milieurecht, een socioloog die de protesten tegen biomassacentrales heeft onderzocht, een klimaatwetenschapper die de duurzaamheidsimpact van biomassa onderzoekt, een milieuwetenschapper en een masterstudent maatschappij- en milieukunde.
Dit waren voor mij de belangrijkste conclusies uit het gesprek.
-
Er bestaan veel soorten bio-energie: er zijn verschillende technieken, verschillende gewassen die op verschillende gronden kunnen groeien en verschillende toepassingen. Deze complexiteit werkt de polarisatie in de hand, omdat iedereen wel een vorm van biomassa kan vinden die zijn of haar hoop of vrees onderstreept.
Met andere woorden: het is niet mogelijk om biomassa in het algemeen duurzaam of onduurzaam te noemen. Dat geldt voor de vraag of met biomassa CO2-uitstoot wordt bespaard, maar ook voor de impact op de biodoversiteit. De uitkomst daarvan verschilt per project.
-
Toch zul je ook vanuit een systemisch perspectief naar biomassa moeten kijken. Omdat biomassa meestal uit reststromen van andere sectoren bestaat, kun je met de bouw van een bepaalde biomassacentrale immers een lock-in creeëren. Een goed voorbeeld: mestvergisters. Enerzijds is het goed dat met dierlijke mest nog energie wordt geproduceerd, anderzijds bouw je verder aan de geïndustrialiseerde veeteelt, terwijl we daar vanuit klimaatperspectief juist vanaf zouden moeten.
-
Dat punt vond weerklank, omdat het een aantal wetenschappers stoort dat de veeteelt in de discussie over biomassa vaak buiten beschouwing blijft – of hooguit wordt besproken als leverancier van reststromen. Daardoor blijft een grote blinde vlek in de rekensommen in stand. Dat zit zo.
Er bestaan veel studies naar de hoeveelheid land waar bio-energie gewonnen zou kunnen worden. Uit die studies blijkt telkens dat er minder potentieel voor biomassa is dan eerder gedacht. Dat zijn belangrijke conclusies: het wijst erop dat we heel zorgvuldig met biomassa moeten omgaan. Er zijn immers een paar sectoren (luchtvaart, een deel van de industrie) die moeilijk kunnen overschakelen op elektriciteit of waterstof, maar wel op biomassa. De beperkt beschikbare biomassa moet dus niet zomaar in de kolencentrale verdwijnen, want daarvoor bestaan goede alternatieven.
Dat de hoeveelheid beschikbare biomassa beperkt is, komt echter ook omdat in die studies vaak de aanname wordt gedaan dat de hoeveelheid landbouwgrond gelijk moet blijven. Dit terwijl 80 procent van de wereldwijd beschikbare landbouw- en weidegronden wordt gebruikt voor de productie van veevoer.
Met andere woorden: als we minder vlees en zuivel zouden eten, is er meer grond beschikbaar waarop eventueel biomassa kan groeien. Niet alleen neemt de potentie van bio-energie dan toe, maar plotseling zijn klimaatverandering tegengaan en de biodiversiteitscrisis tegengaan niet langer elkaars tegenstanders. Juist de monoculturen bij de productie van veevoer en het bijbehorende gebruik van pesticiden zorgt voor een enorme afname van biodiversiteit, terwijl de beesten die het voer opvreten veel extra broeikasgassen uitstoten.
Minder vlees en kaas eten wordt in de berekeningen maar mondjesmaat meegenomen als mogelijke klimaatmaatregel. En dat is raar. Waarom zouden we ons wel in duizend bochten wringen om vliegtuigen op biokerosine te laten vliegen, maar is een karbonaadje heilig?
-
Tenslotte de luchtkwaliteit. Volgens de experts klopt het dat de verbranding van biomassa de luchtkwaliteit serieus kan verslechteren. Maar dat geldt vooral voor open haarden en kleinere ketels. Die hebben vaak geen of nauwelijks luchtfilters en staan in of dichtbij woonwijken: ongezonde lucht, dichtbij woningen.
Bij grotere biomassacentrales zijn de eisen echter strenger en de luchtfilters beter. De grotere biomassaketels hebben daardoor een minimaal negatief effect op de luchtkwaliteit. Wie iets aan de luchtkwaliteit wil doen, kan beter niet daar beginnen: aan goede filters bij kleinere centrales heb je veel meer. De verslechtering van de luchtkwaliteit als argument gebruiken om biomassa volledig uit te sluiten als energiebron, is dus wat vergezocht.
Ongeveer hetzelfde speelt bij de uitstoot van stikstof. Vanwege de juridische streep door PAS staat de bouw van nieuwe biomassacentrales nu op pauze. Ze stoten immers stikstof uit, en Nederland gaat wat dat betreft al fors over de internationale norm heen. Maar biomassacentrales stoten aanzienlijk minder stikstof uit dan bijvoorbeeld wegtransport of landbouw. Juridisch gezien is de stikstofuitstoot weliswaar een uitstekend argument om de bouw van biomassacentrales tegen te houden, maar wie in de praktijk echt iets aan de stikstofuitstoot wil doen, kan beter niet beginnen bij het tegenhouden van biomassacentrales. Daar komt bij dat de stikstofuitstoot in de grotere centrales met goede filters voor een groot deel kan worden voorkomen (zie boven).
Het belangrijkste inzicht dat ik opdeed: een genuanceerd gesprek over biomassa is wel degelijk mogelijk. En dat is zo aan het begin van de week best een fijn inzicht.